Elke kinderopvanglocatie heeft een pedagogisch beleidsplan. Dat is verplicht volgens de Wet kinderopvang. Ouders kunnen erin lezen wat de visie en het beleid van de organisatie zijn, en hoe zij dat in praktijk brengt. Voor medewerkers is het belangrijk omdat het beschrijft wat er van hen wordt verwacht op de groep. Aan de hand van het pedagogisch beleidsplan toetst de kinderopvanginspectie van de GGD of de locatie voldoet aan wet- en regelgeving en of er gehandeld wordt volgens het pedagogisch beleid.
Kinderdagverblijf De Zonnestraaltjes biedt opvang aan kinderen tussen 0 en 4 jaar op vaste dagen van 07.30 tot 18.30 uur. Er zijn er twee groepen met ieder een eigen leefruimte. Iedere groep heeft zijn eigen sfeer, is huiselijk met houten speelgoed, speelhuisjes en warme kleuren. Er zijn 1 baby- dreumesgroep en 1 peutergroep.
Wij laten ons inspireren door de antroposofische pedagogiek van Rudolf Steiner (filosoof 1862-1925). Centraal hierin staat de eigenheid van ieder kind en het belang van ontwikkeling van de mens. Zo treden we de kinderen respectvol tegemoet, met een zekere gelijkwaardigheid. Zij ontwikkelen zich aan ons, maar wij ook aan hen.
Wij zorgen voor een veilige, rustige omgeving, waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen. Wij beschrijven de vier pedagogische basisdoelen van Marianne Riksen Walraven die hierbij van belang zijn.
Wij laten ons inspireren en werken vanuit van het antroposofisch mens- en wereldbeeld. Volgens deze visie bestaat de mens uit een lichaam, ziel en geest die zich in fases een leven lang blijven ontwikkelen.
De ontwikkeling van de mens hangt samen met die van de mensheid en de wereld. Het kind komt met bepaalde voornemens en talenten naar de aarde; om er te leren én om te geven, om zelf te groeien en om de wereld te helpen groeien. Op zijn eigen, unieke wijze kan het hier zijn bijdrage gaan leveren aan de samenleving.
Hieronder beschrijven we een aantal uitgangspunten waarop onze werkwijze is gebaseerd:
- De antroposofie gaat ervan uit dat ieder mensenkind naar de aarde komt met de eigen expliciete wens om een plan ten uitvoer te brengen. Een plan dat de individualiteit van het kind een stapje verder brengt in zijn ontwikkeling, wat tegelijkertijd inhoudt dat het een bijdrage levert aan de algehele mensheidsontwikkeling.
Ook gaat de antroposofie ervan uit dat het kind in principe goed toegerust is om dat plan tot ontwikkeling te brengen. Het kind vraagt dan eigenlijk alleen om een voorwaarde scheppende omgeving, die hem in staat stelt toegang te krijgen tot zijn eigen vermogens en contact te houden met zijn eigen plan. Een omgeving, die helpt inzicht te krijgen in de wereld om hem heen en leert de gemeenschap waarin hij zich bevindt te begrijpen.
Als opvoeders en verzorgers hebben we de taak om de goede voorwaarde te scheppen zodat een kind zijn intrinsieke wil tot ontwikkeling ook in praktijk kan brengen. De belangrijkste voorwaarden hierbij is om in onze complexe wereld een omgeving te scheppen die afgestemd is op de behoefte en vermogens van het kleine kind.
Om zich optimaal te kunnen ontwikkelen, heeft een kind voldoende energie en reserves nodig. Kinderen die overweldigd worden door een voor hen te complexe, te drukke en te snelle grote-mensen-wereld, hebben al hun energie nodig, om lichamelijk en psychisch overeind te blijven. Kleine kinderen hebben een volwassene nodig die goed zorgt voor hun lichamelijk welzijn en hun wereld klein, overzichtelijk, voorspelbaar en veilig houdt, zodat zij voldoende energie overhouden voor hun eigen groeiproces.
De antroposofie stelt dat een mens zich ontwikkelt in verschillende fases, waarbij elke fase specifieke thema’s en uitdagingen met zich meebrengt. Volgens deze visie bouwen de ontwikkelfases op elkaar voort en beïnvloeden ze elkaar: de wijze waarop een kind eerdere fases heeft doorlopen, bepaalt hoe het zich in latere fases verder kan ontwikkelen.
In de eerste jaren van zijn leven maakt het kind de overgang van een geestelijke naar een aardse wereld. In deze eerste ontwikkelfase (van 0 tot 7 jaar) richt het kind zich vooral op het ontwikkelen en beheersen van zijn fysieke lichaam. Deze fysieke groei vormt de fundering voor de cognitieve en emotionele ontwikkeling die in de volgende fases plaatsvindt.
Vanuit onze visie is een kind is geen onbeschreven blad, maar iemand die ergens vandaan komt en op weg is ergens naartoe. Iemand die hier niet toevallig is, maar met bepaalde voornemens is gekomen. Wat het kind de wereld te bieden heeft en wat het nog wil leren is in aanleg al aanwezig.
Naast dat de opvoeder zoals hierboven beschreven de voorwaarden moet scheppen voor een gezonde ontwikkeling, is hij ook begeleider van het kind bij zijn ontwikkeltocht.
Om dit te kunnen doen, is het aan de begeleider om heel goed waar te nemen wat het specifieke is van het individuele kind en zijn ontwikkeling. Niet zo zeer het observerende, metende, classificerende waarnemen dat bij de systeemwereld hoort, maar het nieuwsgierige, liefdevolle, verbindende waarnemen dat we uit de leefwereld kennen. Op zoek naar wie dit kind in wezen is en wat het van de volwassenen om zich heen vraagt!
Dit waarnemen geeft de opvoeder de nodige informatie en inzichten voor goede pedagogische interventies.